maandag 19 november 2012

Mens en samenleving



Bij onze foto's over de samenleving moesten we onze mening geven over de samenleving.
Dit zijn de woorden die ons als eerste opkwamen.






We moesten in kleine groepjes gaan samenzitten en vertellen wat onze foto's betekende en waarom we deze gekozen hebben.
Dit woordnet is hetgeen wat mij op kwam bij de foto's van de groep.

zaterdag 10 november 2012

Mens en samenleving: Wat doen wij met onze wereld dat zovele jongeren er niet meer in willen leven?

Dit is een grafiek van zelfdoding per leeftijd.
Op deze grafiek is te zien dat er veel pieken zijn per leeftijd, zowel bij mannen als bij vrouwen.
Er is een piek bij mannen tussen de 20 - 29 jaar,  65 - 74 jaar en 84 - 85+.
Bij de vrouwen valt de piek tussen de 45 - 54 jaar en  65 - 79 jaar.
De mannen zijn vatbaarder voor zelfdoding dan de vrouwen.
Grafiek: leeftijdsspecifieke sterftecijfers voor suïcide
Grafiek van het Vlaamse Gewest, 2010
Grafiek met cijfers van zelfdoding





Een stukje van het artikel uit de standaard:

Mijn student had zijn studie succesvol beëindigd, was graag gezien, sociaal, actief in de jeugdbeweging én muzikant. Hij had alles wat je nodig hebt om iets uit je leven te maken. Toch stapte hij voor die trein.

Elke jongere die uit het leven stapt, is een aanklacht tegen ons, volwassenen, die hun een wereld nalaten waarin zij voor zichzelf geen toekomst zien. Die ze alles hebben afgenomen waardoor zij nog zin kunnen hebben in het leven. Of erger nog: die ze alles hebben afgenomen, waardoor zij nog zin hadden kunnen geven aan het leven. Alles wat hun de moed gaf om het op te nemen tegen een werkelijkheid die niet beantwoordt aan hun verwachtingen.

Daar geldt geen enkel excuus meer. Wij zouden als volwassenen een voorbeeld moeten zijn, laten zien hoe het kan, hoe je volwassen kunt zijn. Maar wat laten wij ze zien? Het kan niet mooi zijn. Duizenden jongeren weigeren om volwassen te worden, om te worden zoals wij.

Ieder van ons is verantwoordelijk voor de wanhoop van al die ouders die elke dag een lege stoel moeten zien, van alle jongeren die een vriend, een vriendin missen, van alle leraars die zich blijven afvragen wat zij hadden kunnen doen. Ieder van ons blijft verantwoordelijk voor elke jongere die weigert volwassen te worden. Daar zijn medicaties of therapieën niet meer genoeg.

Daar wordt het tijd dat wij als volwassenen onszelf in vraag stellen en dat wij ons afvragen waar wij mee bezig zijn. Wat doen wij met onze wereld? Hoeveel jongeren moeten wij nog verliezen, voordat we als Vlamingen echt wakker zullen liggen? Voordat we hun duidelijk hebben gemaakt dat zij het beter kunnen doen dan wij? Dat zij het beter zullen doen, zolang ze maar het vertrouwen houden om in zichzelf en bij elkaar het houvast te vinden dat nodig is om aan de toekomst, hun toekomst, vorm te geven.

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=F33FBPJ6


zondag 4 november 2012

Mens en samenleving: Lezing Paul Verhaeghe

Inleveren voor of tegen het neoliberalisme - Paul Verhaeghe


Neoliberalisme was oorspronkelijk het streven naar een gereguleerde markt, waarbij marktinvloeden gecombineerd worden met overheidsinvloeden. Hiermee onderscheidde het neoliberalisme zich van het klassiek-liberalisme dat minimale overheidsinvloed beoogt en het is De term neoliberalisme stamt uit de jaren dertig van de twintigste eeuw en is sindsdien meermaals van betekenis veranderd. Tegenwoordig wordt de term vooral op negatieve wijze gehanteerd als politieke slogan[4] of 'politiek scheldwoord', waarbij onduidelijk blijft wat er exact mee bedoeld wordt, waarmee 'neoliberalisme' een essentially contested concept is geworden. De term wordt tegenwoordig vaak op negatieve wijze gebruikt door mensen die zich tegen vrije markten kerenocialisme dat méér overheidsinvloed nastreeft. Oorspronkelijk werd het neoliberalisme.

Definitie en ontwikkeling van het neoliberalisme
Oorspronkelijk, van de jaren dertig tot de jaren vijftig van de twintigste eeuw, was het neoliberalisme een nieuwe, liberale filosofische stroming. In de jaren zestig verdween deze filosofische stroming en werd het begrip nauwelijks meer gehanteerd. In de jaren zeventig werd de term nieuw leven ingeblazen, maar nu op nadrukkelijk negatieve wijze. In de eenentwintigste eeuw, is neoliberalisme geen duidelijk omlijnd begrip meer; wat onder het begrip verstaan wordt, verschilt bovendien langs ideologische lijnen. Hiermee is de term verworden tot een essentially contested concept.
In het algemeen wordt de term, anders dan in de eerste helft van de twintigste eeuw, op negatieve wijze gebruikt als politieke slogan[4] of 'politiek scheldwoord
Ontstaan van he woord neoliberalisme

Walter Lippmann Colloquium:



De term neoliberalisme is in 1938 gelanceerd op het Walter Lippmann Colloquium in Parijs.
Op uitnodiging van de Franse filosoof Louis Rougier kwamen liberale intellectuelen en economen bijeen om een alternatief te ontwikkelen voor het in populariteit afgenomen klassiek-liberalisme en de als bedreigend ervaren opkomst van het collectivisme en socialisme.
De Franse econoom Bernard Lavergne introduceerde de term 'néo-liberalisme'.
De Duitse econoom Alexander Rüstow populariseerde deze term ('neoliberalismus').
Het colloquium definieerde neoliberalisme als "de prioriteit van het prijsmechanisme, het vrije ondernemerschap, het systeem van concurrentie en een sterke en onpartijdige staat.

Met de term neoliberalisme werd afstand genomen van het 19e-eeuwse laissez-faire-liberalisme. Deze beweging stond haaks op de tijdgeest van de jaren dertig die gekenmerkt werd door vergaand overheidsingrijpen in de economie (keynesiaanse theorie en totalitarisme in nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie). Het neoliberalisme omvatte verschillende economische en politieke concepten die een opleving van het liberalisme nastreefden. Overeenkomstig het klassiek-liberalisme keerden ook de meeste vertegenwoordigers van het neoliberalisme zich tegen actief ingrijpen van de staat in de economie, maar pleitte het neoliberalisme, anders dan het klassiek-liberalisme, voor overheidsbeleid dat beoogt concurrentie te bevorderen door het bestrijden van monopolies en oligopolies, met de nadruk op de onderlinge afhankelijkheid van de economische vrijheid en politiek beleid. Met neoliberalisme werd derhalve het streven naar een gereguleerde markt bedoeld, waarbij marktinvloeden gecombineerd worden met overheidsinvloeden. Hiermee onderscheidde het neoliberalisme zich van het klassiek-liberalisme dat minimale overheidsinvloed beoogt en het socialisme dat méér overheidsinvloed dan enkel regulering nastreeft. De nadruk lag hier zoals later ook op economische aspecten van het liberalisme en niet op burgerlijke vrijheden.
Paul Verhaeghe heeft ook een eigen mening over de term neoliberalisme:

Wie is Paul Verhaeghe:



Paul Verhaeghe (°5 november 1955) is van opleiding klinisch psycholoog, van vorming psychoanalyticus. Zijn eerste doctoraat (1985) handelde over hysterie, zijn tweede (1992) over psychodiagnostiek. Hij werkt als gewoon hoogleraar aan de universiteit van Gent. Sedert 2000 gaat zijn belangstelling vooral naar de invloed van maatschappelijke veranderingen op psychologische en psychiatrische moeilijkheden.
Paul Verhaeghe zijn visie:
Niet zo lang geleden werd de maatschappij bepaald door het samenspel tussen
minstens vier dimensies: het politieke, het religieuze, het economische en het
culturele – waarbij het politieke en het religieuze luik de doorslag gaven. Vandaag
zijn al die dimensies verdwenen: politiekers zijn voer voor Geert Hoste, over de
religie kunnen we best zwijgen en iedereen is kunstenaar. Er blijft maar één
dominant discours meer over, met name het economische. Wij leven in een
neoliberale samenleving waarin alles een product geworden is. Bovendien gaat dit
gepaard met een koppeling aan de zogenaamde meritocratie, waarbij iedereen
verantwoordelijk geacht wordt voor het eigen succes of de eigen mislukking – dit is
de mythe van de self made man. Als je slaagt, heb je het aan jezelf te danken, als je
mislukt ook en het belangrijkste criterium is winst, geld – het moet opbrengen, dat is
de boodschap.

Dit neoliberaal discours is dwingend aanwezig op alle mogelijke vlakken, het
bepaalt niet alleen de economie, maar ook de zorgsector, ook het onderwijs, ook het
onderzoek, ook de media. En zelfs daar stopt het niet: het neoliberalisme heeft
ondertussen onze identiteit ingekleurd, waardoor het nagenoeg onzichtbaar
geworden is. Vandaar ook het idee dat dit het einde van de geschiedenis zou zijn,
het punt waar we alle ideologieën kunnen opdoeken omdat het neoliberalisme zich
aandient als een weergave van de mens ‘zoals hij is’. De mens is nu eenmaal
egoïstisch en corrupt, zo luidt het, enkel uit op eigen voordeel en genot en altijd in
concurrentie met de ander  survival of the fittest, selfish genes, weet je wel? Wie
daar anders over denkt, is naïef en dom. Get real, dat is het ironische bevel
Dit is volgens derhalve geplaatst tussen het socialisme en het klassiek-liberalisme.
De term neoliberalisme stamt uit de jaren dertig van de twintigste eeuw en is sindsdien meermaals van betekenis veranderd. Tegenwoordig wordt de term vooral op negatieve wijze gehanteerd als politieke slogan of 'politiek scheldwoord', waarbij onduidelijk blijft wat er exact mee bedoeld wordt,
waarmee 'neoliberalisme' een essentially contested concept is geworden. De term wordt tegenwoordig vaak op negatieve wijze gebruikt door mensen die zich tegen vrije markten keren.

Het neoliberalisme is ronduit gevaarlijk op psychologisch vlak. Hier heb ik als
psychoanalyticus recht van spreken, dit is mijn vakgebied. Het is gevaarlijk omdat dit
systeem het slechtste in de mens naar boven haalt en het beste onderdrukt. Dit
gebeurde vooreerst op de werkvloer, maar ondertussen ook ten volle binnen ons
onderwijs, waardoor het zelfs de nieuwe identiteit bepaalt.
De financiële gevechten tussen de euro-landen illustreren wat een neoliberale
meritocratie met mensen doet. Solidariteit wordt een kostbare luxe en moet de plaats
ruimen voor steeds tijdelijke coalities met als voornaamste zorg dat men er meer winst uit haalt dan de anderen. Diepgaande sociale banden met collega’s zijn
daardoor nagenoeg uitgesloten, een emotionele betrokkenheid bij het werk zelf is er
nog nauwelijks en al helemaal niet meer bij het bedrijf of de organisatie. Pesten was
vroeger een probleem op de scholen, nu is het volop aanwezig op de werkvloer, als
een typisch symptoom van onmacht, waarbij de frustraties afgereageerd worden op
de zwaksten. Onderhuids leeft er angst, van faalangst tot ruimere sociale angst voor
die al te bedreigende ander.

Mijn mening:
Ik vind dat Paul Verhaegen gelijk heeft over het punt dat alles een product geworden is.
Het feit dat geld moet opbrengen is te zien aan de banken, het geld is bijna niks meer waard.
Het feit dat pesten meer en meer op komt in scholen en op het werkveld is duidelijk te zien, sommige kinderen zijn “schoolziek” door gepest te worden. Kinderen durven niet meer naar school komen of lopen alleen op de speelplaats omdat ze gepest worden.


Ik heb daar een paar artikels over gevonden:
1)       
Aantal klachten over pesten op het werk stijgt jaar na jaar

Bron: belga.be

Het aantal meldingen van pestgedrag op het werk blijft jaar na jaar toenemen. Dat blijkt uit cijfers van IDEWE, de grootste externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Federaal minister van Werk Monica De Coninck (sp.a) belooft een sensibiliseringscampagne. Dat schrijft De Morgen.

IDEWE ziet het aantal meldingen van ongewenst en grensoverschrijdend gedrag op de werkvloer jaar na jaar toenemen. In 2005 kreeg de dienst 367 meldingen van ongewenst g2)edrag op het werk. Dat aantal bleef de voorbije jaren flink stijgen: van 536 in 2006 naar 588 in 2007, 642 in 2008, 727 in 2009, 778 in 2010 en 802 in 2011.

Volgens psychologe Evelien Moerenhout, preventieadviseur bij IDEWE, maken pesterijen 62 procent uit van het totale aantal klachten. Daarna volgen conflicten (23 procent), psychisch geweld (8 procent), seksueel geweld (5 procent) en fysiek geweld (2 procent).

Minister De Coninck is zich bewust van het probleem. "We bereiden momenteel een sensibiliseringscampagne voor over welzijn op het werk. Die zou in het najaar klaar moeten zijn. Pestgedrag zal daar een belangrijk deel van uitmaken. "Hoe de campagne er concreet zal uitzien is nog niet duidelijk. "Als we de pesterijen willen terugdringen moeten we vooral aan de mentaliteit werken. Dat geldt zowel voor de werkgevers en de personeelsdiensten als voor de slachtoffers zelf. Zij moeten naar buiten durven komen met hun verhaal."

 2)
Jongeren grootste slachtoffers van pestgedrag

Bron: belga.be

Volgens een enquête van Test-Aankoop over cyberpesten en pestgedrag op school en op de werkvloer, krijgt de jeugd het nog steeds het zwaarst te verduren. De consumentenorganisatie ondervroeg meer dan 700 Belgen tussen 18 en 64 jaar over hun ervaring met pesterijen als slachtoffer, dader of getuige.

Bijna 37 procent van de Belgen geeft aan ooit slachtoffer te zijn geweest van pestgedrag tijdens de studies en 27 procent zegt op het werk te zijn gepest tijdens de twaalf maanden voorafgaand aan de enquête van Test-Aankoop (tussen november 2011 en februari 2012).

Pestgedrag
Ruim drie procent van de ondervraagden werd het afgelopen jaar gepest via het internet. "Meer en meer kinderen worden trouwens het doelwit van cyberpesten", aldus Test-Aankoop in een mededeling over de enquête die in haar septembereditie verschijnt.

Op het werk gaat pestgedrag in de helft van de gevallen uit van iemand met een hogere functie. Zo'n 40 procent van de slachtoffers voelt zich gedemotiveerd, tegenover 20 procent van de mensen die nooit werden gepest.

 3)
‘Markten zien dat eurozone op andere planeet leeft'

Bron: nta

‘De Europese leiders moeten nu snel met een geloofwaardig stappenplan komen voor meer politieke en economische integratie', waarschuwt PETER DE KEYZER, hoofdeconoom van BNPP Fortis